Om de juiste binnentemperatuur te verkrijgen, moeten alle instellingen van je warmtepompinstallatie kloppen. Dit betekent dat:

• de juiste stooklijn is gekozen
• de thermostatische radiatorkranen correct zijn ingesteld
• de buitentemperatuur correct wordt weergegeven (ter controle)

Al deze factoren zijn van invloed op de temperatuur in je huis. Hoe je de ruimtetemperatuur verandert, verschilt per model. Mogelijk heb je in de woonkamer een ruimtethermostaat waarop je de temperatuurinstelling kunt aanpassen. Onderstaande instructies gelden voor de meest gangbare NIBE warmtepompen. Raadpleeg ook de handleiding van je eigen NIBE warmtepomp voor meer gedetailleerde informatie:

1. Selecteer met de draaiknop de optie ‘Binnenklimaat’ (het huisje) en bevestig met ‘OK’. Selecteer vervolgens de optie ‘Temperatuur’ en bevestig met ‘OK’. Selecteer tot slot de optie ‘Verwarming’ en bevestig nogmaals met ‘OK’.
2. Je ziet nu een thermostaatsymbool met een temperatuuraanduiding. Is je installatie voorzien van een ruimtethermostaat of een temperatuursensor, dan wordt de werkelijke temperatuur weergegeven. Zo niet, dan zie je een waarde van -10 tot +10.
3. Druk op ‘OK’ zodat de temperatuurweergave groen wordt, pas de temperatuur met de draaiknop aan en bevestig de instelling met ‘OK’.
4. Verlaat het menu door herhaaldelijk op de ‘Terug’-toets te klikken.

Is er in je huis een ruimtethermostaat (met kleurendisplay) geïnstalleerd? Dan kun je de temperatuur ook als volgt aanpassen:

1. Druk op een pijltjestoets.
2. Kies ‘Temperatuur’ en bevestig met ‘OK’. Er verschijnt nu een thermometersymbool met een temperatuuraanduiding.
3. Druk nogmaals op ‘OK’ zodat de temperatuurweergave groen wordt, pas de temperatuur met de pijltjestoets aan en bevestig de instelling met ‘OK’.
   
4. Keer met de 'Terug-toets' terug naar het normale weergave.

Houd er rekening mee dat je - afhankelijk van je installatie - tot enkele uren moet wachten na elke verandering, want het kost tijd voordat de temperatuur in je huis is gestabiliseerd.